De geschiedenis van International Construction Equipment gaat terug tot in de jaren 1930, toen International Harvester besliste om stapsgewijs te starten met de productie en verkoop van materieel voor de burgerlijke bouwkunde.
Dat deze diversificatie geen onverdeeld succes was, bewijst de introductie in 1947 van de International TD 24, een bulldozer met een vermogen van 180 pk. De TD 24 was niet alleen het paradepaardje van de ontwerpafdeling van International Harvester, maar was destijds ook de krachtigste bulldozer ter wereld. Ter vergelijking, de populaire Caterpillar D8 bulldozer beschikte slechts over 130 pk. In de jaren 1960 en 1970 groeide het International grondverzetgamma in de typische gele kleur, met witte cabine en zwarte merkband uit tot een stevige speler met wereldwijd 800 concessiehouders en 8.000 medewerkers. In België zette destijds de firma Decauville Ainé uit de Wetstraat in Brussel, International Construction Equipment op de kaart.
EEN REUS OP LEMEN VOETEN
Toen Archie McCardell in de zomer van 1977 CEO werd van het Amerikaanse International Harvester, was IH het vierde grootste bedrijf in de Verenigde Staten. Toch leed IH net zoals concurrenten Massey Ferguson en White onder de toen wereldwijde economische crisis. McCardell kreeg de opdracht van de raad van bestuur om de kosten te verlagen en de winst te verhogen, want in vergelijking met concurrenten zoals Caterpillar en Deere & Company was de winst van IH maar half zo groot. Een reorganisatie en ontslagen drongen zich op, maar door een slechte communicatie van McCardell met de vakbonden leidde dit tot één van de langste stakingen in de VS. Meer dan 30.000 IH-medewerkers legden van 1 november 1979 tot en met 20 april 1980 het werk neer. Dit zorgde niet alleen voor een spectaculaire koersdaling van het IH-aandeel, maar ook voor veel imagoverlies en het mislopen van orders, werd in het boekjaar 1978/1979 nog 370 miljoen dollar winst gemaakt, in het daarop volgende boekjaar was de winst omgeslagen in een verlies van 397 miljoen dollar. Dit was niet alleen het gevolg van de staking, maar ook door de ineenstorting van de afzet van vrachtwagens, gevolgd door een crisis op de bouwmachinemarkt en de hoge rentestand. De volgende jaren stapelden de schulden zich op en er werd getracht de schulden op korte termijn om te zetten in meerjarige kredieten om het voortbestaan van het concern veilig te stellen. In 1982 was de schuld opgelopen tot 3,5 miljard dollar, waardoor de schuldeisers, in hoofdzaak banken, aanstuurden op een volledige herstructurering en het afstoten van verlieslatende activiteiten. Dit resulteerde in het sluiten van de International-vrachtwagenfabriek en het verkopen van een deel van het gamma van de burgerlijke bouwkunde aan Dresser. In 1988 richtten Dresser en Komatsu, Komatsu-Dresser op die bouw- en mijnapparatuur gingen produceren in Noord-Amerika, een 50 – 50 joint venture die in 1994 resulteerde in Komatsu toen Komatsu de volledige controle verkreeg over Komatsu-Dresser.
Tekst: Jan Ebinger Beeld: Archief Jan Ebinger