Na een renovatie van ongeveer anderhalf jaar opende begin november het vernieuwde DAF- museum opnieuw haar deuren. Naast een vernieuwde entree, restaurant en winkel is het museum ook uitgebreid met een nieuwe vleugel met een oppervlakte van 1.100m². In het museum vindt je de volledige geschiedenis terug van DAF.
Het begin
Grondlegger van DAF is Hubert Jozef (Hub) van Doorne geboren op 1 januari 1900 in America. Hub van Doorne was de oudste zoon van een dorpssmid waar hij op tienjarige leeftijd begon te werken. In 1912 overlijdt de vader van Hub op 41 jarige leeftijd waarna Hub chauffeur wordt bij een dokter in Deurne. Eind jaren de jaren 20 kwam Hub in contact met een eigenaar van een brouwerij in Eindhoven. Deze was in het bezit van een Stearns-Knight auto, die regelmatig stuk ging. Hub kon telkens de wagen repareren, hierdoor kreeg Hub de kans om, in een klein hoekje van de brouwerij, zijn eigen constructiebedrijf op te starten. Ook in diezelfde brouwerij ligt momenteel het museum van DAF.
Concentreren op nieuwe activiteiten
In het begin van de jaren 30 lag de focus vooral op las-, constructie- en smeedwerk voor de binnenscheepvaart van Eindhoven. Een succes want na één jaar waren er al 32 mensen actief in het bedrijf. Echter dwong de economische crisis van de jaren 30 Hub en zijn jongere broer Wim, die het organisatorische en het commerciële op zich nam, uit te kijken naar nieuwe activiteiten. De productie van opleggers begon al in 1930, maar deze waren geklonken en hadden daarom een zwaar chassis. Niet veel later ontwikkelde Hub van Doorne de eerste opleggerkoppeling. Later werden de opleggers gelast, waardoor de constructie veel lichter was. In 1934 werd de Trado op de markt gebracht. De Trado was een modificatieset waarmee bestaande vrachtauto’s omgebouwd konden worden van een 4×2 configuratie naar een 6×4 of een 6×6. De Trado-aandrijving bestond uit twee balanceurs aan de uiteinden van de standaard achteras. Beide balanceurs hebben kroonwielen die via steekassen met het differentieel zijn verbonden. Via pignons en aandrijfassen gaat de aandrijving van de kroonwielen naar de individuele wielen. Daarnaast konden de achterwielen onafhankelijk van elkaar bewegen. Hierdoor werd het ernstig tekort aan gemechaniseerde artillerietrekkers in het leger van Nederland, die in onverhard en zwaar terrein zware lasten moesten verplaatsen, opgelost.
Van Doorne’s AanhangwagenFabriek (DAF)
In 1936 was de bedrijfsnaam inmiddels veranderd in Van Doorne’s AanhangwagenFabriek. Voor de spoorwegindustrie werd een bijzondere aanhangwagen gefabriceerd: de DAF-losser. Deze was speciaal ontwikkeld voor het lossen en laden van spoorwegcontainers of NS-containers. De containers wogen beladen 3,5 ton en waren ongeveer 3 meter lang.
De eerste vrachtwagens
In de oorlogsjaren werd er volop gewerkt aan drie prototypes voor een vrachtwagen. Een paar jaar later in september 1949 rolden de eerste vrachtwagens van de band. Deze waren vooral bedoeld voor het leger en voor particuliere klanten. De klant kon kiezen tussen een diesel- of een benzinemotor en het geheel werd geleverd met juist de radiatorgrille. De klant moest zijn cabine bestellen bij een carrosseriebouwer. In 1951 kwam DAF echter wel met een eigen ontwerp voor een cabine.
Start eigen motorproductie
In 1954 sloot DAF een overeenkomst met Leyland om twee dieselmotoren in eigen licentie te produceren. Hiervoor werden Perkins-motoren gebruikt. De twee motoren van Leyland waren uiteindelijk de basis voor de ontwikkeling van eigen motoren. De vorm van de zuigers werden aangepast om de vermenging van brandstof en lucht beter te laten verlopen wat zorgde voor een betere verbranding en een beperkte uitstoot van rook en roet. In oktober 1957 werd de motorenfabriek officieel geopend. De DD 575 verscheen als de DAF-versie van de Leyland 0.350- motor. Naast vrachtwagens werden de motoren ook gebruikt in graafmachines, schepen en bij ex-legerwagens die in het grondverzet teveel verbruikten.
DAF Pony Truck
In 1964 stelde DAF de Pony voor. Het was een kleine vrachtwagen die ontwikkeld was voor het Amerikaanse leger. Echter kwamen er heel wat aanvragen binnen uit de civiele sector om zo’n soortgelijke vrachtwagen te commercialiseren. In 1967 werd dan de civiele versie van de Pony ontwikkeld. Het laadvermogen bedroeg 750 kg en met een oplegger had de combinatie een laadvermogen van 1.600 kg. Het was de eerste volautomatische lichte vrachtauto ter wereld en werd aangedreven door een 850 cc, 40 pk sterke tweecilinder boxer motor.
De kantelkabine
Om beter en sneller onderhoud te kunnen uitvoeren aan de motoren werd op de F1600 – F2200 in 1969 de kantelcabines geïntroduceerd. Als eerste truckfabrikant ter wereld paste DAF ook een turbo toe in combinatie met een interkoeler. Hierdoor hadden de motoren nog meer vermogen en koppel bij een lager brandstofverbruik.
DAF Trucks N.V.
Begin jaren 90 daalde de afname van vrachtwagens vooral in Groot Brittannië, een belangrijke markt voor DAF. Hierdoor ging DAF failliet, maar enkele weken later werd een nieuwe N.V. opgericht: DAF Trucks. In 1996 werd DAF Trucks overgenomen door Paccar die onder meer producent is van Kenworth en Peterbilt.